-
1 tan
adj. zongebruind--------n. bruine kleur (v.d. huid door zonnebrand)--------v. bruinen, bruin worden; looien, tanen; iemand afrossentan1[ tæn] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————tan2————————tan3〈 tanned〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:————————tan4〈 verkorting〉 [tangent]1 tg -
2 bister
n. bister, roetbruin, grijze tot geelbruine kleur; grijs tot geelbruine pigment in water oplosbaar in kunst gebruikt -
3 Yorkshire terrier
n. Yorkshire terriër, klein hondenras met lang glad haar met ietwat blauwe en geelbruine kleurYorkshire terrier
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский